Reglement
van de Venlose Biljart Bond en omstreken (VBBeo)
Inhoudsopgave
1. Algemeen
2. Competitie
2.1. Algemeen
2.2. Speeltijden
2.3. Speelvolgorde
2.4. Dit gedeelte is per 01-09-10 vervallen
2.5. Wedstrijden
2.6. Arbitrage
2.7. Te maken caramboles
2.8. Herzieningen bij N-spelers
3. Persoonlijke kampioenschappen
4. Financiën
6. Spelregels
6.1. Algemeen
6.2. Libre
6.3. Bandstoten
6.4. Kadre
6.5. Driebanden
1.1. Bij alle wedstrijden, die vallen onder verantwoordelijkheid van de VBBeo, is aanwezigheid van
dit reglement in het speellokaal verplicht.
1.2. Leden van de VBBeo dienen te handelen naar de letter en de geest van dit reglement.
1.3. Elke speler dient zich sportief en behoorlijk te gedragen.
1.4. Het is verboden boven het biljart te roken.
1.5. Het verenigingsjaar van de VBBeo loopt van 1 augustus t/m 31 juli van het daarop
volgende kalenderjaar.
1.6. Een speler mag gedurende één verenigingsjaar in één spelsoort slechts voor één bij de
VBBeo aangesloten vereniging uitkomen.
Bij hoge uitzondering kan het Bondsbestuur van deze regel afwijken.
1.7. Overtreding van dit reglement, ongeacht welk artikel, kan door het Bondsbestuur worden
bestraft met een geldboete van maximaal € 50,00 en/of een schorsing als lid van de VBBeo
voor nader te bepalen tijdsduur.
Schorsingen worden alleen opgelegd aan individuele leden van de VBBeo.
Geldboetes kunnen worden opgelegd aan bij de VBBeo aangesloten verenigingen, en aan
individuele leden van de VBBeo.
Bij sommige artikelen zijn de sancties op overtredingen nader gepreciseerd.
1.8. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Bondsbestuur.
1.9. Bij het in werking treden van dit reglement vervallen alle eerder uitgebrachte reglementen.
1.10. Inwerkingtreding van dit reglement:
Eerste versie: 1 augustus 2002
Huidige versie: 24 mei 2019
Huidige versie: 1 juli 2022
2. Competitie
2.1.1 De competitieleider heeft gedurende de gehele competitie het recht bij overtredingen van het
reglement een vereniging of speler te beboeten. Ook als een overtreding in een later stadium
wordt geconstateerd, al dan niet hierop geattendeerd door een of meer belanghebbende
verenigingen uit de betreffende afdeling.
2.1.2. Als het totaal aantal wedstrijdronden van een competitie even is bestaan beide
competitiehelften uit gelijke aantallen wedstrijdronden.
Als het totaal aantal wedstrijdronden van een competitie oneven is (bij anderhalve competitie)
wordt tot de eerste helft één wedstrijdronde meer gerekend dan tot de tweede helft.
2.1.3. In elk team wordt een leider benoemd. Deze moet bij de inschrijving voor de competitie
worden opgegeven. Bij competitiewedstrijden is de teamleider verantwoordelijk voor correcte
verwerking van het wedstrijdformulier, en ondertekent dit. Verder onderhoudt hij alle contacten
aangaande zijn team met bijvoorbeeld de competitieleider en andere teamleiders. Bij
afwezigheid van de teamleider fungeert de hoogst geklasseerde speler van het team als zijn
plaatsvervanger.
2.1.4. Een speler die als vaste teamspeler is ingedeeld in de spelsoort driebanden, mag ook als
vaste teamspeler ingedeeld worden in de spelsoort libre, en omgekeerd.
2.1.5. Indien twee teams na afloop van de competitie gelijk zijn geëindigd wordt door deze teams
een barragewedstrijd gespeeld.
Net als bij normale wedstrijden wordt ook hierbij het matchpunt (scoringspercentage) meegeteld.
2.1.6. Een barragewedstrijd wordt gespeeld in een neutraal lokaal, aan te wijzen door het
Bondsbestuur.
De partijen worden geleid en staan onder toezicht van leden van het Bondsbestuur.
De volgorde van spelen wordt bepaald door loting. Bij elke partij wordt door "trekken" bepaald
wie de opstoot heeft.
2.2.1. Competitiewedstrijden dienen zoveel mogelijk gespeeld te worden op de door het
Bondsbestuur vastgestelde speeldata.
Indien echter een wedstrijd niet op de daarvoor vastgestelde datum kan worden gespeeld,
moet de teamleider van het verhinderde team in een zo vroeg mogelijk stadium contact
opnemen met de leider van het andere team om een alternatieve speeldatum af te spreken.
Indien de alternatieve speeldatum valt vóór de eigenlijke speeldatum, hoeft de competitieleider
hiervan niet op de hoogte te worden gebracht. Wel moet het wedstrijdformulier uiterlijk twee
werkdagen na de alternatieve speeldatum in zijn bezit zijn.
Indien de alternatieve speeldatum valt ná de eigenlijke speeldatum, moet de competitieleider
daarvan schriftelijk (met vermelding van de reden van uitstel) op de hoogte worden gebracht
door de leider van de thuisclub, en wel uiterlijk twee werkdagen na de eigenlijke speeldatum.
Indien de competitieleider van mening is dat de alternatieve speeldatum te laat is (bijvoorbeeld
vanwege eventuele competitievervalsing of vaststelling nieuwe gemiddelden) zal deze de
besturen van beide verenigingen verzoeken in onderling overleg een eerder tijdstip vast te
stellen. Te denken valt dan aan spelen op zaterdag of zondag, eventueel overdag en/of in een
ander speellokaal.
Komt men niet tot overeenstemming dan krijgt de vereniging van het oorspronkelijk
verhinderde team een boete van € 25,00 en stelt het Bondsbestuur een bindende speeldatum
vast.
2.2.2. Competitiewedstrijden beginnen om 19.30 uur. Van beide teams moeten dan minimaal drie
spelers (inclusief reservespelers) aanwezig zijn. Bij driebanden is dat minimale aantal twee.
2.2.3. Wanneer een team zonder kennisgeving niet komt opdagen, moet het tegenstander-team dit
binnen twee werkdagen na de officiële speeldatum schriftelijk doorgeven aan de betreffende
competitieleider. De vereniging, waartoe het niet-opgekomen team behoort, krijgt een
geldboete van € 25,00 terwijl de besturen van beide verenigingen alsnog een nieuwe
speeldatum overeen moeten komen. Zie verder 2.2.1.
Opkomst van minder dan drie spelers van een team (bij driebanden minder dan twee) wordt
als niet opkomen beschouwd.
2.2.4. Vakantie of ziekte van een speler wordt niet geaccepteerd als geldige reden voor het uitstellen
van een wedstrijd.
2.3.1. Tijdens een wedstrijd wordt elke partij gespeeld tussen spelers die op het wedstrijdformulier op
dezelfde plaats staan. Bij plaatsing op het wedstrijdformulier van de door een team in te zetten
spelers wordt de volgorde volgens onderstaande regels bepaald. Daarbij wordt onderscheid
gemaakt tussen een speler van het team zelf (teamspeler) en een invaller. Invaller is wie op de
reservelijst van de VBBeo staat of wie teamspeler van een ander team (in dezelfde spelsoort) is.
a. Met uitzondering van de in 2.3.2 vermelde situatie gaat in alle gevallen de speler met een hoger te
spelen gemiddelde vóór de speler met een lager te spelen gemiddelde.
b. Bij gelijke te spelen gemiddelden van teamspelers is de onderlinge volgorde zoals die bij de
inschrijving door het team is opgegeven en door de VBBeo is gepubliceerd.
c. Bij gelijke te spelen gemiddelden van invallers is de onderlinge volgorde zoals die door het team
direct vóór de wedstrijd is opgegeven.
d. Bij gelijke te spelen gemiddelden van een teamspeler en een invaller gaat de teamspeler vóór de
invaller.
e. Bij een teamwijziging gelden gemiddelden en speelvolgorde binnen het team met ingang van de
in de teamwijziging genoemde datum. Deze ingangsdatum is boeteplichtig (zie artikel 2.5.6).
2.3.2. Indien van een team slechts drie spelers aanwezig zijn, moet de laagst geplaatste speler een extra
partij spelen met 20% verhoging van het aantal te maken caramboles. Er wordt afgerond op het
dichtstbij gelegen gehele getal (waarbij ,5 en hoger naar boven wordt afgerond en lager dan ,5 naar
beneden).
De plaatsing op het wedstrijdformulier bij de andere ingezette spelers gebeurt in volgorde van de te
maken caramboles, maar bij gelijke aantallen altijd lager dan die andere speler(s).
Bij driebanden geldt het voorgaande bij aanwezigheid van slechts twee spelers, en is de verhoging 10%.
2.3.3. Tijdens een wedstrijd worden de partijen normaal gespeeld in volgorde van het wedstrijdformulier.
Van deze volgorde kan in onderling overleg worden afgeweken. Bij onenigheid beslist de thuisclub.
Als het bezoekende team wil afwijken van de normale speelvolgorde kan daarom beter tevoren
telefonisch overleg plaatsvinden. Menen de bezoekers gegronde redenen te hebben de door de
thuisclub vastgestelde volgorde niet te kunnen accepteren, dan dient hun teamleider zich
onmiddellijk in verbinding te stellen met de de secretaris van de de VBBeo. Diens beslissing is
bindend voor beide teams.
2.5.1. Er wordt gespeeld volgens de spelregels van de betreffende spelsoort. Zie hoofdstuk 6.
2.5.2. De arbitrage wordt gedaan door een speler van het thuisspelende team.
2.5.3. Beide teams houden een tellijst bij. De schrijver van het thuisspelende team noemt na elke 10
beurten de stand. Na akkoordverklaring door de schrijver van het bezoekende team wordt de
partij voortgezet. Bij onenigheid beslist de scheidsrechter.
2.5.4. Indien een speler om welke reden dan ook een partij voortijdig beëindigt, dan wel zonder
toestemming van de scheidsrechter onderbreekt, wordt hij tot verliezer van die partij verklaard.
Een eventueel door zijn team behaald matchpunt gaat naar het tegenstanderteam.
2.5.5. Voor elke gewonnen partij krijgt het betreffende team 2 wedstrijdpunten en de tegenstander
0 wedstrijdpunten. Voor elk gelijkspel krijgen beide teams 1 wedstrijdpunt.
Daarnaast kent de competitieleider een extra wedstrijdpunt toe aan het team met het hoogste
scoringspercentage. Het behaalde scoringspercentage van een team is het percentage van de
door het team totaal te maken caramboles, dat daadwerkelijk gemaakt is. Om verwarring te
voorkomen wordt dit extra wedstrijdpunt meestal matchpunt genoemd.
Bij exact gelijke scoringspercentages krijgen beide teams 0,5 matchpunt.
2.5.6. Het wedstrijdformulier (in drievoud) wordt door de teamleider van het thuisspelende team
duidelijk, volledig, correct en naar waarheid ingevuld. Om naamsverwisselingen te voorkomen
moeten de namen van de spelers exact worden ingevuld zoals deze op de spelerslijsten van
de VBBeo zijn vermeld.
Na controle tekenen beide teamleiders het formulier (in drievoud) voor conform en akkoord.
Het origineel of een (duidelijke) scan daarvan is voor de competitieleider en moet binnen twee
werkdagen na de speeldatum in zijn bezit zijn. De kopieën zijn voor de secretariaten van beide
verenigingen en moeten tot aan het einde van de competitie worden bewaard.
Indien van het origineel een scan wordt verzonden, moet het origineel bij het kopie van de
thuisclub bewaard worden.
- Indien een wedstrijdformulier (of scan daarvan) niet tijdig in het bezit is van de competitieleider,
legt deze aan de thuisclub een boete op van € 10,00.
- Indien van een speler het aantal te maken caramboles niet correct is ingevuld (zowel te hoog
als te laag) krijgt de vereniging van die speler een boete van € 10,00 en gaan de eventueel
door hem behaalde wedstrijdpunten en het eventueel door het team behaalde matchpunt naar
het tegenstanderteam.
- Indien andere gegevens op het wedstrijdformulier niet correct zijn ingevuld, legt de
competitieleider aan de verenigingen van beide teams een boete op van € 10,00.
2.5.7 Indien een wedstrijdformulier wordt ingezonden waarbij moedwillig is afgeweken van het
werkelijk behaalde resultaat, dan worden beide ondertekenaars van dat wedstrijdformulier
geschorst voor de duur van maximaal 2 jaar. Bij aantoonbare medeplichtigheid van overige
teamleden worden ook zij geschorst voor de duur van maximaal 2 jaar.
2.5.8. Indien een team uit de competitie wordt teruggetrokken, wordt aan de betreffende vereniging een
boete van € 50,00 opgelegd. Dit geldt vanaf het moment van inschrijven.
Verder vervallen alle uitslagen van de door dit team gespeelde wedstrijden in de betreffende halve
competitie, tenzij naar het oordeel van het Bondsbestuur een kennelijk onredelijke beïnvloeding
van de eindstand hiervan het gevolg is. In dat geval kan het Bondsbestuur anders beslissen.
Let op: bij anderhalve competitie wordt hierboven met halve competitie bedoeld: de eerste, tweede
of derde halve competitie, dus niet de eerste of tweede helft van die competitie (zie 2.1.2).
2.5.9. Gedurende de gehele competitie mogen per team per afdeling maximaal 12 spelers (inclusief
de vaste spelers) worden ingezet. Bij overtreding hiervan wordt de betreffende partij ongeldig
verklaard (zie 2.5.7).
2.6.1. De arbiter leidt onder nauwgezette toepassing van de reglementen de partij met uitsluiting van
ieder ander, dus ook van de spelers.
2.6.2. De arbiter ziet erop toe dat de spelers zich correct en sportief gedragen en dat zij op het einde
van hun beurt plaatsnemen op de voor hen gereserveerde stoel.
2.6.3. De arbiter moet elke carambole duidelijk hoorbaar tellen. Hij vermeldt ook duidelijk hoorbaar
de posities entré, à cheval en dedans zodra deze ontstaan. Na dedans moet de rode of witte
bal uit de verboden zone, anders wordt deze afgeteld met de woorden: resté dedans.
2.6.4. Na afloop van een beurt wordt de daarbij behaalde score tweemaal genoemd, bijvoorbeeld:
"14 maal noteren 14"
De schrijver van de thuisclub herhaalt deze score duidelijk hoorbaar voor arbiter en schrijver
van de bezoekers, zodat indien nodig door de arbiter gecorrigeerd kan worden.
Indien een speler in zijn beurt niet scoort gebruikt de arbiter het getal nul, en niet bijvoorbeeld
de aanduiding "poedel".
2.6.5. De arbiter zal de optelling van de caramboles en de aantekening daarvan, alsmede de
beurten op de door de schrijver bijgehouden tellijst controleren en, als hij daartoe
aanleiding vindt, corrigeren.
2.6.6. Zodra de arbiter constateert dat een fout is gemaakt of de tegenspeler maakt de arbiter hierop
attent (b.v. bij het spelen van de verkeerde bal), moet hij de betrokken speler daarop attent
maken, hem het doorspelen verbieden of beletten, een bij het maken van de fout gemaakte
carambole ongeldig verklaren en derhalve niet tellen.
Alle vooraf gemaakte caramboles in die beurt worden echter wel geteld.
2.6.7. Als de speler die een fout heeft gemaakt, opnieuw stoot voordat de arbiter gelegenheid heeft
om dit te verhinderen, zullen de ballen zo goed mogelijk in hun vorige positie worden hersteld.
2.6.8. Het is de arbiter ten strengste verboden een speler opmerkzaam te maken op enige fout die
deze op het punt staat te begaan. Uitzondering hierop is het aanwijzen van de speelbal,
echter alleen indien de speler daar nadrukkelijk om verzoekt.
2.6.9. De arbiter waarschuwt de speler als de speelbal vastligt met een der andere ballen.
2.6.10. Uitsluitend de arbiter mag de ballen met de hand aanraken om ze op aquit te plaatsen, ze een
andere plaats te geven als dit wordt vereist, of om ze te doen reinigen. Alvorens hij de ballen
opneemt om ze te doen reinigen, merkt hij zorgvuldig de plaats waar zij zich bevinden. Bij
hervatting van de partij plaatst hij elke bal zo goed mogelijk terug op de plaats waar die bal
zich voor het reinigen bevond.
2.6.11. De arbiter maakt de speler, die nog respectievelijk 5, 4, 3, 2 of 1 carambole(s) heeft te maken
(bij het driebanden respectievelijk 3, 2 of 1), daarop opmerkzaam met de aankondiging
"en nog 5, 4, 3, 2, 1".
Als de arbiter na de aankondiging "en nog 1" de laatste carambole heeft geteld, dan wordt de
betrokken speler geacht het aantal caramboles, nodig voor het winnen of gelijkspelen van de
partij, te hebben behaald. Zelfs als naderhand zou blijken dat een fout in de telling is gemaakt.
2.6.12. De arbiter leidt een partij zo onopvallend mogelijk en mag op geen enkele wijze door woord of
daad een speler hinderen, die op correcte wijze zijn partij speelt.
2.7.1. Vóór het begin van de nieuwe competitie wordt voor elke speler een te spelen startgemiddelde
vastgesteld op grond van de in de voorafgaande competitie gespeelde aantallen partijen en de
daarbij gespeelde gemiddelden in álle afdelingen van de betreffende spelsoort.
Daarbij worden de volgende criteria gebruikt:
p1 = het aantal gespeelde partijen die tot de eerste helft van die competitie behoren
p2 = het aantal gespeelde partijen die tot de tweede helft van die competitie behoren
g0 = het te spelen startgemiddelde bij de aanvang van die competitie (of herziene gemiddelde)
g1 = het gemiddelde over alle partijen die tot de eerste helft van die competitie behoren
g2 = het gemiddelde over alle partijen die tot de tweede helft van die competitie behoren
g12 = het gemiddelde over álle partijen van die competitie
Deze gemiddelden worden bij Libre afgerond op 2 en bij Driebanden op 3 decimalen.
2.7.2. Als p1 minstens 6 is, wordt voor het startgemiddelde het maximum genomen van g1 en g12.
In alle andere gevallen neemt het Bondsbestuur een beslissing aangaande het vast te stellen
startgemiddelde, op basis van de in 2.7.1 genoemde criteria.
2.7.3. Het aantal te maken caramboles wordt bij het begin van de competitie berekend met behulp
van één van de onderstaande formules, afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal
(waarbij ,5 en hoger naar boven wordt afgerond en lager dan 0,5 naar beneden):
Libre: 30 × startgemiddelde + 5 met een minimum van 20
Driebanden: 50 × startgemiddelde + 5 met een minimum van 16
2.8. Herzieningen bij
N-spelers
2.8.1. Als een speler in de voorafgaande competitie in zowel de eerste als tweede helft minder dan 6
partijen heeft gespeeld, wordt zijn startgemiddelde voorzien van de letter N. Uiteraard geldt dit
ook voor een nieuwe speler.
2.8.2. Na 3, 6, en 9 gespeelde partijen wordt een N-speler gecontroleerd op zijn op dat moment
gespeelde totaalgemiddelde. Mocht dit afwijken van zijn te spelen gemiddelde, dan wordt vanaf dat
moment zijn gespeelde totaalgemiddelde zijn nieuw te spelen gemiddelde.
Mocht door b.v. het spelen van een dubbelpartij een hiervoor genoemd herzieningsmoment niet
haalbaar zijn, dan worden de volgende herzieningen zover als nodig opgeschoven, zodat er tussen
elke twee herzieningen toch minimaal 3 partijen zijn gespeeld.
2.8.3. Na drie herzieningen kan de hoofdcompetitieleider alsnog tot een of meer herzieningen overgaan bij
plotseling sterk afwijkende gespeelde gemiddelden.
2.8.4. Indien bij een herziening van een speler het aantal te maken caramboles met meer dan het
toegestane aantal moet worden verhoogd, worden de door hem eventueel "gestolen"
wedstrijd- en matchpunten op zijn totaal in mindering gebracht en aan de respectievelijke
tegenstanders toegewezen.
Het voor verhoging toegestane aantal caramboles is 40% van het aantal te maken
caramboles.
2.8.5. Elke nieuwe herziening wordt gepubliceerd op de website van de VBBeo; een eerdere
herziening van dezelfde speler wordt overschreven.
De op de website vermelde ingangsdatum is boeteplichtig (zie artikel 2.5.6).
N-spelers moeten steeds zelf de website raadplegen; zij krijgen geen persoonlijk bericht.
2.9.1. De aangesloten verenigingen kunnen teams van vier spelers (bij driebanden teams van drie
spelers) inschrijven op een door het Bondsbestuur vastgestelde datum.
De inschrijving dient te gebeuren m.b.v. een inschrijvingsformulier dat is te downloaden van
de website van de VBBeo.
Het volledig ingevulde inschrijvingsformulier kan als volgt worden ingeleverd:
- tijdens de inschrijving als papieren versie
- twee werkdagen vóór de inschrijving als bijlage bij een e-mail naar de secretaris
Bij de inschrijving wordt een nota overhandigd overeenkomstig de gegevens op het inschrijvings-
formulier. Het bedrag van deze nota dient binnen 14 dagen na dagtekening overgeschreven te
zijn op rekening NL95ABNA0436417758 t.n.v. de Penningmeester der VBBeo.
2.9.2. Van elke spelsoort wordt elk ingeschreven team geklasseerd volgens het door het team in
totaal te maken aantal caramboles. Vervolgens worden van hoge naar lage klassering
afdelingen gemaakt van redelijke aantallen teams. Van de volgorde van klassering kan daarbij
door het Bondsbestuur enigszins worden afgeweken, bijvoorbeeld:
- als er teveel teams van één vereniging in één afdeling ingedeeld zouden moeten worden;
- als er teveel teams van één vereniging op éénzelfde speeldag ingedeeld zouden moeten
worden;
- als een team onmogelijk op een daarvoor bestemde speeldag kan spelen.
2.9.3. Bij het verdelen van de afdelingen over de beschikbare speeldagen worden de volgende
richtlijnen gehanteerd:
- de hoogste twee of drie afdelingen libre op donderdag;
- de middelste twee of drie afdelingen libre op maandag;
- de onderste twee of drie afdelingen libre op vrijdag;
- de afdeling(en) driebanden op dinsdag.
Bij het samenstellen van de teams moet men hiermee rekening houden omdat slechts bij hoge
uitzondering van deze speeldagverdeling afgeweken kan worden.
3. Persoonlijke kampioenschappen
3.1. De aanvang van de wedstrijden is om 19.30 uur. Alle spelers moeten dan aanwezig zijn, tenzij
met de toernooileider anders is overeengekomen.
3.2. Alle leden van de VBBeo kunnen aan de persoonlijke kampioenschappen deelnemen.
Een nieuwe speler echter moet minimaal de helft van de voor hem vastgestelde wedstrijden in
de eerste helft van de competitie gespeeld hebben (een tweede partij binnen één wedstrijd
geldt dus niet als extra wedstrijd). Het Bondsbestuur heeft het recht in bijzondere gevallen
hiervan af te wijken.
3.3. Het aantal te maken caramboles bij de Persoonlijke Kampioenschappen wordt gebaseerd
op het behaalde gemiddelde van de vorige competitie, met uitzondering van nieuwe leden.
Bij hen wordt het gemiddelde genomen van hun laatste herziening in de eerste helft van de
lopende competitie.
3.4. Diegene die zich voor deelname aan een of meer persoonlijke kampioenschappen heeft
opgegeven is verplicht alle wedstrijden geheel uit te spelen, tenzij duidelijk overmacht is aan
te tonen.
Bij overtreding wordt de speler uitgesloten van deelname aan alle door de VBBeo
georganiseerde wedstrijden voor de duur van maximaal 2 jaar en wordt hem bovendien een
geldboete opgelegd van € 25,00.
3.5. Indien een speler in een persoonlijk kampioenschap om welke reden dan ook uitvalt, vervallen
de resultaten van de door hem gespeelde wedstrijden, behoudens dan indien een kennelijke
onredelijke beïnvloeding vande eindstand hiervan het gevolg is. In dit geval kan het
Bondsbestuur anders beslissen.
3.6. Deelnemers worden in één of meer poules ingedeeld.
Per poule wordt een halve competitie gespeeld.
Bij elke partij bepaalt de winnaar van de trekstoot wie de partij begint.
Voor het vaststellen van de eindstand in een poule worden (in deze volgorde) de volgende
criteria gehanteerd:
1. wedstrijdpunten
2. scoringspercentages
Bij twee of meer poules worden finale-wedstrijden gespeeld. Daarbij wordt bij gelijkspel een
verlenging gespeeld, in de vorm van een extra partij maar met slechts 20% van het normale
aantal te maken caramboles. De extra partij wordt begonnen door dezelfde speler als de
reguliere partij. Zonodig wordt nogmaals verlengd.
4.1 Het inschrijfgeld voor een nieuwe vereniging is € 12,00.
Het inschrijfgeld voor een team is € 2,50 per jaar.
Het inschrijfgeld voor een speler is € 12,00 per jaar per vereniging.
4.2. Deelname aan een persoonlijk kampioenschap kost € 7,50 per persoon per toernooi per
verenigingsjaar.
4.3. Het wijzigen van een voor een competitie ingeschreven team kost € 16,00 per keer.
4.4. Geldboetes welke niet binnen een termijn van 14 dagen na dagtekening zijn voldaan, worden
verhoogd met 100%.
4.5. Overige betalingen, welke niet binnen de gestelde termijn zijn voldaan, worden verhoogd met
1% per overschrijdingsmaand, afgerond naar boven op gehele procenten.
4.6. Alle betalingen op rekening NL84INGB0798486406 t.n.v. AJL Paulus.
5.1. Protesten over competitiewedstrijden moeten binnen vijf werkdagen schriftelijk worden
ingediend bij de Beroepscommissie, met afschrift aan de competitieleider van de betreffende
afdeling alsmede aan de secretaris van de VBBeo. De Beroepscommissie zal binnen
veertien dagen na ontvangst van een protest het Bondsbestuur berichten over hun
bevindingen.
De secretaris van de VBBeo zal daarna de indiener schriftelijk de uitslag mededelen.
5.2. Protesten over opgelegde boetes of straffen, zowel persoonlijk als aan aan de vereniging,
moeten binnen vijf werkdagen schriftelijk worden ingediend bij de Beroepscommissie, met
afschrift aan de secretaris van de VBBeo. De Beroepscommissie zal binnen veertien dagen
na ontvangst van een protest het Bondsbestuur berichten over hun bevindingen. De secretaris
van de VBBeo zal daarna de indiener schriftelijk de uitslag mededelen.
5.3. Alvorens de Beroepscommissie een protest in behandeling neemt moet door de indiener de
som van € 12,00 zijn overgemaakt naar de penningmeester van de VBBeo. Het bewijs van
storting moet bij het ingediende protest worden overlegd. Bij toewijzing van het protest wordt
dit bedrag teruggestort, tenzij de Beroepscommissie anders beslist (bijvoorbeeld bij
gedeeltelijke toewijzing van een protest).
5.4. De Beroepscommissie bestaat uit drie leden van de VBBeo die afkomstig zijn van drie
verschillende verenigingen van de VBBeo, maar geen lid zijn van het Bondsbestuur. Zij
worden op voordracht van het Bondsbestuur door de Jaarvergadering benoemd voor een
periode van vijf jaar.
5.5. Als een strafzaak in behandeling wordt genomen, betrekking hebbend op een of meer
verenigingen waarvan leden in de Beroepscommissie zitting hebben, worden in deze zaak
voor deze leden door het Bondsbestuur vervangers aangewezen onder dezelfde restricties
als in 5.4.
5.6. Bij een zitting van de Beroepscommissie is een lid van het Bondsbestuur als toehoorder
aanwezig. Deze heeft tijdens de zitting wel spreekrecht maar geen stemrecht.
5.7. De Beroepscommissie zal een in behandeling genomen strafzaak toetsen aan de
reglementen, hoor en wederhoor toepassen en daarna vrijelijk en zonder inmenging van
buitenaf een oordeel afgeven.
5.8. De uitpraak van de Beroepscommissie is bindend voor alle betrokken partijen. Beroep
hiertegen is slechts mogelijk op de Jaarvergadering van de VBBeo als hoogste wetgevend
orgaan.
5.9. Indien er een zaak wordt behandeld waarin de reglementen niet voorzien, zal de
Beroepscommissie dienaangaande voorstellen ter wijziging uitwerken en indienen voor de
eerstvolgende Jaarvergadering van de VBBeo.
5.10. Tegen alle opgelegde straffen en/of boetes is beroep mogelijk op de eerstvolgende
Jaarvergadering van de VBBeo.
6. Spelregels
6.1.1. Bij competitiewedstrijden heeft de speler van de bezoekende vereniging de opstoot met de
gemerkte bal. Bij persoonlijke kampioenschappen wordt door "trekken" bepaald wie de keuze
mag maken.
6.1.2. De arbiter plaatst de rode bal op het boven-acquit en de speelbal van de speler, die niet
afstoot, op het midden-beneden-acquit. De speelbal van de speler, die de opstoot heeft, wordt
naar diens keuze geplaatst op een van de andere beneden-acquits of op een andere vrije
plaats op de afstootlijn tussen die beneden-acquits.
6.1.3. In aanvangspositie moet direct van de rode bal worden gespeeld, behoudens dan wanneer
tijdens de partij de ballen toevallig deze positie zouden innemen.
6.1.4. Het raken met de speelbal, tengevolge van een aan die bal met de pomerans van de keu
toegebrachte stoot, van beide andere ballen heet een carambole. Iedere geldige carambole
telt voor één punt.
6.1.5. Een gemaakte carambole is pas geldig zodra de ballen tot stilstand gekomen zijn en de arbiter
over de geldigheid beslist heeft.
De aan stoot zijnde speler heeft het recht de arbiter te verzoeken zijn beslissing te herzien,
bijvoorbeeld bij het vastliggen der ballen. De niet aan stoot zijnde speler mag eveneens de
arbiter verzoeken zijn beslissing te herzien, bijvoorbeeld bij een niet geconstateerde touché.
Terwille van een soepel verloop van de partij mag de arbiter het punt tellen voordat de ballen
tot stilstand zijn gekomen. Hij moet echter herstellen indien tijdens de uitloop alsnog een fout
wordt begaan. De niet aan stoot zijnde speler mag de arbiter er op wijzen indien met de
verkeerde bal wordt gespeeld.
6.1.6. Zodra de arbiter voor een der spelers de laatste van het aantal door hem te maken
caramboles heeft geteld is die speler winnaar, tenzij hij op dat moment een beurt meer heeft
gehad dan zijn tegenstander, in welk geval deze het recht heeft op een gelijkmakende beurt.
Daartoe worden de ballen door de arbiter voor hem in aanvangspositie geplaatst.
Behaalt hij in die beurt eveneens het door hem te maken aantal caramboles, dan is de partij
remise. Zo niet dan is de andere speler winnaar.
6.1.7. Als fout wordt gerekend:
a. Het niet voldoen aan de regels in het algemeen, en voor de spelsoort waarin de partij
gespeeld wordt in het bijzonder.
b. Het doen uitspringen van een of meer ballen. Een bal wordt geacht te zijn
uitgesprongen zodra hij buiten het biljart terecht komt of indien hij de houten
omlijsting raakt.
c. De speelbal stoten alvorens alle ballen geheel stil liggen.
d. Biljarderen, hetgeen wil zeggen dat de pomerans nog in aanraking is met de speelbal
op het moment dat deze een tweede bal of de band raakt.
e. Direct spelen op een band waartegen de speelbal vastligt, zonder deze eerst door een
kopstoot (piqué of massé) daarvan vrij te hebben gespeeld.
f. Tijdens de stoot niet met tenminste één voet op de begane grond rust op het moment
van de afstoot.
g. Het spelen met een andere dan de eigen speelbal.
h. Het maken van tekens op het laken, een band of de omlijsting.
i. om welke reden dan ook aanraken van een bal waarmee de partij gespeeld wordt met
de hand, de keu, een kledingstuk, een ketting of elk ander voorwerp, alsmede op zulk
een bal laten vallen van enig voorwerp.
Als een bal door het maken van een onder c-d-e-f-g-h-i gemaakte fout is verplaatst, moet hij
blijven liggen in de door verplaatsing nieuw ontstane positie.
Het maken van een fout heeft tot gevolg dat een bij of tengevolge van die fout gemaakte
carambole niet geldig is.
Een fout waaraan een speler geen schuld heeft (bijvoorbeeld doordat een passerend persoon
tegen zijn keu stoot) wordt hem niet aangerekend. Is in dit geval de positie van de ballen
veranderd, dan zal de arbiter de verplaatste bal(len) zo nauwkeurig mogelijk in de vorige
positie herstellen.
6.1.8. Bij de spelsoorten libre en kadre zijn op het speelvlak verboden zone's aangebracht. Zodra de
twee ballen, waarop gecaramboleerd moet worden, allebei in dezelfde verboden zone terecht
zijn gekomen, is de positie entré ontstaan. Wordt in deze positie een geldige carambole
gemaakt zonder dat tenminste één van de ballen, waarop gecaramboleerd moet worden, deze
verboden zone heeft verlaten, dan is de positie dedans ontstaan. In deze positie is een
gemaakte carambole pas geldig als minstens één van de twee ballen, waarop
gecaramboleerd moet worden, de betreffende verboden zone verlaten heeft. Wel kan hierbij
onmiddellijk weer de positie entré ontstaan.
6.2.1. De verboden zone's zijn de rechthoekige driehoeken bij de hoekpunten van het speelvlak,
waarvan de zijden langs de korte banden 17 cm en de zijden langs de lange banden 34 cm
zijn. Voor deze verboden zone's gelden de regels voor entré, à cheval en dedans zoals deze
gelden voor het kadre.
6.2.2. Als de speelbal van een aan de beurt zijnde speler vastligt tegen een of beide andere ballen,
dan heeft de speler keus tussen:
a. Door de arbiter alle ballen in de aanvangspositie laten plaatsen (zie 6.1.2).
b. Spelen van een niet vastliggende bal of van de losse band, dan wel gebruik maken
van een kopstoot (massé of piqué), mits de andere vastliggende bal(len) daarbij
onbewogen blijft.
Het wordt niet als fout gerekend als de vastliggende bal zich bij de stoot beweegt door verlies
van het steunpunt dat de speelbal hem vóór de stoot verleende (de bal verplaatst zich dan in
de richting waarin de speelbal zich bevond).
6.2.3. Bij het uitspringen van een of meerdere ballen moeten alle ballen in de aanvangspositie
worden geplaatst (zie 6.1.2).
6.3.1. Er zijn geen verboden zone's.
6.3.2. Een gemaakte carambole is slechts geldig als de speelbal vóór het voltooien van de
carambole tenminste één band heeft geraakt.
6.3.3. Voor het vastliggen en uitspringen van de bal(len) gelden dezelfde regels als bij het libre.
6.4. Kadre
6.4.1. Het speelvlak wordt in negen vakken verdeeld door vier kaderlijnen, die zich bevinden
- op 35 cm van de band bij een 2.10 biljart;
- op 38 cm van de band bij een 2.30 biljart.
De acht randvakken zijn verboden zone's; het middenvak is vrij.
6.4.2. Voor de verboden zone's gelden de volgende regels.
a. Liggen de twee ballen waarop gecaramboleerd moet worden in eenzelfde kadervak,
ongeacht door wie van beide spelers de positie is ontstaan, dan is de positie entré
ontstaan. Wordt in deze positie een geldige carambole gemaakt zonder dat tenminste
één der ballen waarop gecaramboleerd moet worden het betreffende kadervak heeft
verlaten, dan is de positie dedans ontstaan. Om in deze positie een geldige carambole
te maken moet minstens één der ballen waarop gecaramboleerd moet worden buiten
het betreffende kadervak worden gestoten. De buiten het vak gestoten bal(len) mag
(mogen) echter in het vak terugkeren, waardoor weer de positie entré ontstaat.
b. Als een bal, waarop gecaramboleerd moet worden juist rust op een kaderlijn die het
vak begrenst waarin de andere bal waarop gecaramboleerd moet worden zich
bevindt, dan wordt de eerstbedoelde bal geacht in het vak te liggen, zodat ook hier de
positie entré ontstaat.
c. Rust echter een bal waarop gecaramboleerd moet worden juist op het kruispunt van
twee kaderlijnen die het vak begrenzen waarin de andere bal waarop gecaramboleerd
moet worden zich bevindt, dan wordt de eerstbedoelde bal geacht buiten het vak te
liggen.
d. De positie à cheval ontstaat als de ballen waarop gecaramboleerd moet worden in
twee aan elkaar grenzende vakken liggen, op zeer korte afstand van de kaderlijn die
ze scheidt.
6.4.3. Voor het vastliggen en uitspringen van de bal(len) gelden dezelfde regels als bij het libre.
6.5.1. Er zijn geen verboden zone's.
6.5.2. Een gemaakte carambole is slechts geldig als de speelbal vóór het voltooien van de
carambole tenminste drie banden heeft geraakt.
6.5.3. Bij het uitspringen van een of meerdere ballen moeten alle ballen in de aanvangspositie
worden geplaatst (zie 6.1.2).
6.5.4. Als de speelbal van een aan de beurt zijnde speler vastligt tegen een of beide andere ballen,
dan heeft de speler keus tussen de volgende mogelijkheden a en b:
a. Spelen van een niet vastliggende bal of van de losse band, dan wel gebruik maken
van een kopstoot (massé of piqué), mits de andere vastliggende bal (ballen) daarbij
onbewogen blijft (blijven).
Het wordt hierbij niet als fout gerekend als de vastliggende bal zich bij de stoot beweegt
door verlies van het steunpunt dat de speelbal hem vóór de stoot verleende (de bal
verplaatst zich dan in de richting waarin de speelbal zich bevond).
b. Door de arbiter de ballen in één van de volgende drie posities laten plaatsen (zie 6.1.2).
Positie 1:
Als de speelbal van een aan de beurt zijnde speler vastligt tegen de rode bal, dan plaatst de
arbiter de rode bal op het boven-acquit en de speelbal op het midden-beneden-acquit. Is een
van deze acquits versperd door de derde bal, dan wordt de bal, die op het versperde acquit
geplaatst zou worden, geplaatst op het midden-acquit.
Positie 2:
Als de speelbal van een aan de beurt zijnde speler vastligt tegen de speelbal van de
tegenstander, dan plaatst de arbiter de speelbal van de aan de beurt zijnde speler op het
midden-beneden-acquit en de speelbal van de tegenstander op het midden-acquit.
Is een van deze acquits versperd dan wordt de bal, die op het versperde acquit geplaatst
zou worden, geplaatst op het boven-acquit.
Positie 3:
Als de speelbal van een aan de beurt zijnde speler vastligt tegen beide andere ballen, dan
plaatst de arbiter de speelbal van de aan de beurt zijnde speler op het midden-beneden-
acquit, de speelbal van de tegenstander op het midden-acquit en de rode bal op het boven-
acquit.